De lange tocht – Dan Sleigh

‘… zo wilden de goden het …’

Recensie door: Wil van Basten-Malipaard voor Literair Nederland – 13 januari 2012

 

‘Darius en Parisatis hadden twee zonen. De oudste was Artaxerxes, de jongste Kuros. Toen Darius vermoedde dat hij niet lang meer te leven had, wilde hij hen allebei in zijn nabijheid hebben. De oudste was bij hem, maar Kuros moest hij laten komen uit Ionië aan de westkust van Azië, waarover hij hem tot satraap had gemaakt. (….) Kuros reisde met satraap Tisafernes, die gestuurd was om hem te halen, naar de hoofdstad, met zijn eigen lijfwacht van driehonderd gehuurde Grieken. Na de begrafenis en nadat Artaxerxes in zijn vaders plaats was gekroond, beschuldigde Tisafernes prins Kuros van samenzwering tegen de koning. Artaxerxes liet zijn broer gevangennemen om hem te doden en alleen de tranen van hun moeder weerhielden hem hiervan; de prins kreeg toestemming terug te gaan naar zijn provincie. Maar door dit levensgevaar en de vernedering van zijn gevangenneming was prins Kuros vastbesloten ervoor te zorgen nooit meer in handen van hun koning Artaxerxes te vallen. Integendeel, hij wilde zelf koning worden en over het Rijk regeren. (…)
Hij had ervoor gezorgd dat zijn onderdanen een hoge dunk van hem kregen en hij had hen geleidelijk voorbereid op een opmars tegen de hoofdstad van zijn broer. De tienduizend Grieken had hij in het geheim gehuurd.’, zo lezen wij helaas pas op bladzijde 575-576 de aanleiding voor de lange tocht!

De lange tocht neemt ons terug naar het jaar 401 vóór Christus. De namen ‘Griekenland’ en ‘Grieken’ voor Hellas en Hellenen zouden de hoofdpersonen Nagri, Xenofon of iemand van de Tienduizend (de 10.000 huurlingen) niet kennen. De Helleense staat werd immers pas in 148 vóór Christus voor het eerst Griekenland genoemd, als provincie van het Romeinse Rijk.

In 582 bladzijden beschrijft Dan Sleigh tot in het kleinste detail, de lange aftocht van de tienduizend Griekse soldaten onder aanvoering van Xenofon van Athene begeleid door zijn dienaar Nagri, een deserteur uit het Perzische leger. Deze aftocht duurde ongeveer twee jaar en begon na de nederlaag van de Tienduizend bij Kunaxa, dichtbij Babylon, en de dood van hun generaal Kuros. Deze veldslag was van hele korte duur en beslaat in het boek ook maar een tiental bladzijden. Kuros wordt gedood, terwijl zijn broer Artaxerxes slechts een lichte verwonding oploopt.

Na deze roemloze nederlaag begint de lange ‘aftocht’ die nagenoeg chronologisch, bijna van dag tot dag, soms zelfs van uur tot uur verteld wordt door Xenofon en Nagri. De lezer volgt hoofdzakelijk het verhaal en de gedachten van de buitengewoon intelligente en wijze Nagri die ook nog vele talen spreekt. Hij is daardoor de aangewezen persoon om te vertalen, toevallige gesprekken op te vangen, te bemiddelen op hachelijke momenten en Xenofon te adviseren omdat hij ‘de Perzen’ van binnenuit kent. En het feit dat hij het Griekse, Egyptische en Perzische schrift beheerst is een groot voordeel. Dat moge een wonder heten in die tijd waarin het lezen en schrijven slechts was voorbehouden aan een kleine elite.

Nagri ziet zijn weldoener Xenofon als de Verlosser, de lichtdrager en vergelijkt hem met Mozes, denkende aan de passage in de Bijbel: ‘vuur valt uit de hemel en een stem zegt: Sta op. Red mijn volk hieruit.’ Xenofon heeft een soortgelijk visioen gekregen bij de rivier de Zapatas om het Griekse leger terug te brengen naar Byzantium (het huidige Istanbul).

Nagri ziet zichzelf als de profeet, de boodschapper, door God geroepen. De Verlosser van de Joden zou immers als prins in een land aan de Westelijke Zee geboren worden, in het land van de Grieken. Nagri voelt zich geroepen ‘om op weg te gaan naar Jeruzalem om het goede nieuws te brengen naar dat wat van Gods verloren volk was overgebleven.’ ‘Verheug jullie (…) jullie verlossing uit de slavernij is nabij’, m.a.w. het einde van het grote Perzische Rijk. Zo hadden de Vaderen de eunuch Nagri voorgezegd…

Xenofon en Nagri: de tweekoppige leiding van deze aftocht. Ze spreken onderling weinig maar hun samenwerking is voortreffelijk. De een is de generaal, de andere de spindokter, zou je in 2012 zeggen. Maar er is één groot verschil. Xenofon brengt dankoffers (met jonge ossen, rammen, stieren, ooien, lammetjes en andere dieren) aan Zeus, aan Apollo, aan Heracles, en aan Poseidon. Nagri roept slechts één God aan, zijn eigen God, de God van Israël, die hem de oplossing voor het probleem vaak in dromen aanbiedt. Deze roman staat bol van de vele dankoffers.

We maken ontelbare veldslagen mee met roven, plunderen, bloedig uitmoorden, in brand steken van dorpen, enzovoort. De wreedheden, vooral van de Perzen, worden onbarmhartig beschreven. Twee voorbeelden:
‘… stond er een bebloed hoofd met een zilveren hoofdband op een speer (…). De soldaten probeerden het dode gezicht te herkennen, maar de baard met aangekoekt bloed en het masker van kruipende brom- en vleesvliegen maakten het onmogelijk.’ (blz. 104).
‘De vermoeide patrouilles vonden wit gebleekte palen waaraan schedels hingen die wellicht vroeger de gekroonde hoofden van de stad waren, nu huilde de nachtwind door hun ooggaten en klaagde door hun open monden.’ (blz. 206).
Maar gelukkig, de rode papavers zijn ook alom tegenwoordig, zelfs met menselijke eigenschappen en zij bieden troost! ‘Overal langs de wegen knikten rode papavers als hij langsliep.’ (blz. 561).
De allesoverheersende kleur in deze roman is dus rood.

Er zijn tijden van grote ontberingen vanwege hevige koude en immense honger. De kritische lezer vraagt zich wel af waar toch het voedsel en het geld vandaan komen voor een dergelijk groot leger.
De liefde komt nauwelijks aan bod. Nagri heeft, als eunuch, geen verstand van vrouwen en Xenofon krijgt wel jonge vrouwen aangeboden, maar weet er toch eigenlijk niet goed raad mee. Scènes van openlijke sodomie, homoseksualiteit binnen het leger worden nauwkeurig beschreven. ‘De zondigheid ten top’, vindt Nagri en walgt ervan.

We leren de karakters van de welbespraakte Xenofon en van de schrijver Nagri goed kennen door de uiterst gedetailleerde verslaggeving.
De vele beschrijvingen van de natuur zijn als schilderijen van een klassieke grootmeester. De omslag van het boek met de Episode de la retraite des Dix Mille van Adrien Guignet  (1816-1854) geeft een goed beeld van deze onmenselijke tocht.

Kijkend naar de schrijfstijl, valt het op dat alleen het gedeelte van de opmars tot aan de veldslag moeizaam leesbaar is door de overvloed aan flashbacks en flashforwards over de vele personen. Dat werkt verwarrend. Een lijst met belangrijke personen ontbreekt helaas, net als een verklarende woordenlijst voor de vele specifieke Griekse termen. Woorden als merkavah, pardah, xenon, obolos, satraap, paean, enzovoort moeten door hun context begrepen worden. Gelukkig is er wel een duidelijke kaart van de afgelegde tocht van de Tienduizend.

De schrijver Dan Sleigh heeft met dit werk aangetoond de Klassieke Oudheid goed te kennen en het lijkt wel of hijzelf meevocht en ooggetuige was in deze beroemde tocht van de Tienduizend. Sleigh vond zijn inspiratie in de Anabasis van Xenofon. Het verschil is dat De lange tocht van Sleigh meer de tocht van de profeet/prediker Nagri is dan die van Xenofon. Bevestiging hiervan is te lezen op bladzijde 570. De titel van het boek zou eigenlijk moeten zijn (volgens Nagri!): ‘Het hart van het Kwaad. Het boek van de lange tocht. De sterren en de rode, rode papavers. Het Evangelie van Nagri’.
Al te gemakkelijk gaat hij dan wel voorbij aan de goden, de dankoffers en vooral de heldenmoed van Xenofon!

De lange tocht is in een rijk, prachtig proza geschreven, zoals je het zelden meer leest.
Riet de Jong-Goossens verdient een groot compliment voor haar vertaling uit het Zuid-Afrikaans. Deze roman is zeker een aanrader voor de liefhebbers van historische romans. Maar let op, de eerste 200 bladzijden vormen wel een uitdaging om doorheen te komen, zelfs voor diehards! Notitieboekje erbij!

Dan Sleigh
Daniel (Dan) Sleigh (1938) is een Zuid-Afrikaanshistoricus, met name gespecialiseerd in de Nederlandse koloniale geschiedenis. Hij woont inPinelandsKaapstad, met zijn vrouw Dewetia.
Hij schreef onder meer Eilande, in het Nederlands vertaald als Stemmen uit zee, over de ontwikkelingen in de Kaapkolonie ten tijde van het Nederlands bewind.
Sleigh schreef eerder Die Buiteposte. VOC-buiteposte onder die Kaapse bestuur, 1652-1795, (Pretoria, 1993).

 

De lange tocht

Auteur: Dan Sleigh
Vertaald door: Riet de Jong-Goossens
Verschenen bij: Uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep (2011)
Aantal pagina’s: 582
Prijs € 24,95

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *