Maannachten – Marja Visscher

DROOM EN WERKELIJKHEID

“Het was in de zomer van 1860 dat ze een bezoek bracht aan de kunsthandelaar Pierre-Firmin Martin. Al meerdere keren waren haar de werken van de Hollandse kunstschilder Johan Barthold Jongkind opgevallen. Wie zo schilderde moest een mooi, gevoelig mens zijn, had ze vaak gedacht” (…) Toen ze een prachtig werk getiteld “Maannacht” bekeek van de jonge Hollandse meester aan wie ze zoveel moest denken, stapte juist de maker van het werk binnen.” (…) “Op dat moment besloot Joséphine Fesser-Borrhée, eenenveertig jaar oud, dat ze de even oude Johan Barthold Jongkind nooit meer los zou laten. Wat ze voelde deed haar vaag denken aan haar meisjesdromen. Was dit nu de allesverterende liefde die je voor iemand kon voelen?”

Deze drie sleutelzinnen lezen we al in de eerste 6 bladzijden van “Maannachten”.

De schrijfster, Marja Visscher, neemt de lezer a.h.w. aan de hand en maakt een forse sprong in de geschiedenis terug naar de tweede helft van de 19e eeuw. Zie de openingszin hiervoor.

In deze kunstgalerie van Père Martin, maken we kennis met de gehuwde, maar ver van haar man (Alexandre) en zoon (Jules) alleenwonende Joséphine, zelf schilderes die in haar levensonderhoud voorziet door tekenles te geven op het meisjespensionaat Rue Charlot en de aan lager wal geraakte Johan Jongkind, die berooid, met veel schulden, net teruggekeerd is uit Nederland. Hij is ernstig getourmenteerd, drankzuchtig en heeft last van achtervolgingswaanzin. Zijn kunstenaarsvrienden hebben zijn terugreis betaald door de verkoop van enkele van hun doeken (88!) omdat zij in zijn enorm talent geloofden en per se wilden dat hij naar Parijs terugkwam.

Zowel Joséphine als Johan bevinden zich op dat moment in een heel eenzame periode in hun leven. Joséphine koopt de thans beroemde “Maannacht in Klaaswaal”; deze wordt in grauw papier ingepakt, Jongkind wordt uitgenodigd voor een diner bij haar thuis en daar aangekomen pakt hij het schilderij uit en zoekt een geschikte plek. Na het eten, de wijn en de cognac zegt hij heel dankbaar: “U bent voor mij een vader en moeder tegelijk. Ik heb u nu al lief, madame. U inspireert mij!” (…) “Het lijkt of het leven voor mij weer betekenis krijgt, madame”. “Een woordeloos verbond, hopelijk voor heel lang, was het enige wat ze kon denken”. Deze ontmoeting lijkt fictie, maar heeft inderdaad zo plaatsgevonden.

En hier blijkt eveneens de voorspellende gave van Joséphine (fictie?) want dit verbond, deze trouw, deze grootse, meeslepende liefde (vanuit Joséphine) bleef tot aan het eind van hun beider leven. In 1861 gingen zij definitief samenwonen. Jongkind noemde haar consequent zijn verwante, zijn beschermengel, had als zijn zakenvrouw enorm veel, zo niet alles aan haar te danken; zij was zijn reddende engel, bracht weer structuur aan in zijn leven maar hij noemde haar nooit zijn geliefde, zijn vrouw, ondanks het feit dat hij toch ook veel van haar hield op zijn manier. Zij stierven in 1891, slechts 9 maanden na elkaar en liggen naast elkaar begraven op het kerkhof van La Côte-Saint-André in de Languedoc.

Maannachten volgen wij hun gezamenlijk leven en komen wij meer te weten over hun beider leven, ook vóór 1860. Joséphine is een sterke, geëmancipeerde vrouw en weet de zwakke Jongkind op het rechte pad te houden, dat lukt meestal. Ze weet zijn drankzucht (absint) te beteugelen en vergeeft hem veel. Zij inspireert hem in zijn kunstenaarschap mede ook door de reizen die ze samen maken. Het is een vruchtbare periode voor de vele aquarellen, schetsen en prachtige schilderijen die hij maakt. Toch blijkt steeds weer dat de enorme stemmingswisselingen te pas en te onpas weer opduiken, zijn sociale hulpeloosheid, zijn te groot vertrouwen in de medemens maken van Jongkind soms een gewillig slachtoffer. Joséphine bedekt alles met de mantel der liefde. Er zijn nogal wat voorvallen en gebeurtenissen in het boek die zo tragisch zijn dat de sterksten onder ons de moed zouden doen verliezen. Joséphine overwint alles. “Was dit nu de allesverterende liefde die je voor iemand kon voelen?” uit het eerste hoofdstuk?

Indrukwekkend vond ik de liefde van Jongkind voor de zoon van Joséphine, voor de wettige echtgenoot Alexandre, later voor de vrouw van Jules en de kleinkinderen. Hij zag hen als hun zoon en hun kleinkinderen. Zij verbleven ook regelmatig in Nevers waar Alexandre en later Jules kok was en verhuisden met de familie mee tijdens hun lange vakanties aldaar….hoewel Parijs wel hun thuishaven bleef. Ja, ik raad aan het boek te lezen om te weten hoe dit afloopt. Een schokkende, bizarre gebeurtenis in het familiehuis. Er is weer veel te vergeven.

Opmerkelijk ook vond ik de liefde van Jongkind voor dieren. Hij verloor zich duidelijk in zijn kunstenaarsvak maar op de tweede plaats kwam zeker zijn liefde voor dieren. Successievelijk maakt de lezer kennis met zijn nieuwe huisdieren: de duif, de duiven, de patrijs, het schaap. Camoufleerden zij zijn eenzaamheid? Kon hij hier wel zijn liefde kwijt? Deze liefde werd ook weer zijn valkuil toen hij “bevriende” kunstenaars op de duiven liet passen. Hartverscheurend vandalisme in zijn atelier treffen zij bij terugkomst aan. En daar bleef het niet bij. De chantage die daarop volgde was onmenselijk. Financieel gezien, ging het Jongkind namelijk heel goed. Joséphine ruimt letterlijk en figuurlijk alle rommel op. Een aangrijpend verhaal over “branden in de hel” schrijf ik hier cryptisch.

De schrijfstijl van Marja Visschers is toegankelijk, prettig. Zij weet het leven in de laat 19e eeuw goed te beschrijven. Gelukkig is er in deze historische roman enige spanningsopbouw doordat niet alle feiten meteen verteld worden. Compliment voor de schrijfster. Meerdere malen denk je toch: “Hoe loopt dit af…?” En je blijft doorlezen. Hoewel, de eerste twee, drie hoofdstukken lezen erg traag en zijn nogal gezapig.

Wanneer je “Maannachten” voor de tweede keer leest of enkele hoofdstukken herleest, dan vallen je sommige dubbelzinnigheden op, door de schrijfster ook wel “losse eindjes” genoemd in haar nawoord die zij op haar manier fictief heeft ingevuld. Misschien is het volgende citaat er ook wel een? “Misschien had Alexandre jou daarvoor uitgekozen… om zijn kind te krijgen, bedoel ik” zegt Jongkind toen zij samen in bed lagen.” (…) “Hij leek te schrikken (…) en lichtte toe: Sommige mannen willen dat, een kind. Het bevestigt ze in hun mannelijkheid. Alexandre is trots op zijn zoon. Dat zou ik ook zijn in zijn plaats”. Is dit wellicht de sleutelzin waar Jongkind ook over zijn eigen homofiele gevoelens spreekt? Het is een onalledaagse liefde tussen Joséphine en de kunstenaar en wat te denken van de driehoeksverhouding met de echtgenoot. Het huwelijk en de zoon als dekmantel.

“Maannachten” is een perfecte titel. Ik zie vooral ook de dubbele lading. Niet alleen de maannachten als specialisme van Jongkind (ook bewonderd door o.a. Claude Monet & vrienden) maar er is volgens mij ook een referentie naar zijn geestelijke gesteldheid, zijn getourmenteerde geest en zijn paranoïde ideeën. De jonge vrouw van de cover stoot mij als lezer eerder af dan aan. De schrijfster zegt dat het daardoor duidelijk is dat het om een historische roman gaat, dat zou kunnen. Maar door het zoetige van het beeld, zie ik eerder een soort boeketreeksachtig historisch verhaal. En dat doet afbreuk aan de “wetenschappelijke fictie” als ik dat zo mag zeggen. Marja heeft een heel waarachtig verhaal weten neer te zetten met meer diepgang dan de cover doet vermoeden. De jonge vrouw op de cover is hoogstwaarschijnlijk ook geen 41 jaar. Ik heb heel andere foto’s van Joséphine gezien op internet.

Beslist een aanrader is om de tentoonstelling “Jongkind & Vrienden” te bezoeken in het Dordrechts Museum. Een verrassend mooie combinatie met deze historische roman over de mens Jongkind. Een grote pluim voor Marja Visscher die daarnaast nog een ongekend grote bijdrage leverde aan deze Hebbanleesclub door steeds zeer uitvoerig en eerlijk onze vragen te beantwoorden. Dank daarvoor!

Ik geef vier sterren. Ik vond dit boek intrigerend, soms aangrijpend en ontroerend en zeker verrassend. De beide hoofdpersonen komen levensecht, 19eeeuws over. De bijpersonen vond ik te vlak, te oppervlakkig. Wellicht te wijten aan het vertelperspectief. Ik miste de lijst met de voornaamste geraadpleegde bronnen en ook had ik wel graag een zogenaamd “Frans” briefje van Jongkind willen lezen en zeker het lovende artikel in La Cloche van Emile Zola waarvan alleen de vertaling is opgenomen en dat Joséphine zo ontroerde door de precieze directheid waarmee Zola, zo leek het, haar liefde voor Jongkind verwoordde en die o.a. de profetische woorden schreef bij de onthulling (tijdens zijn leven) van de half-buste van Jongkind van verbazingwekkende gelijkenis, gemaakt door Philippe Solari: “Het meesterwerk van de meester zal ooit een artistieke zeldzaamheid worden.” (artikel op blz. 106-109).

Ook een dubbele betekenis?

Zeist, 15 december 2017

Wil van Basten-Malipaard