Ik kom terug – Adriaan van Dis

“We stonden tegenover elkaar, mijn moeder en ik.”

Prachtige eerste zin en voorlaatste zin! Met een immense wereld van herkenbaarheid. Van het bittere begin tot het bittere eind was ik in de ban van deze sterk autobiografische roman van meesterverteller Adriaan van Dis! Je leest, voelt en proeft de afstandelijkheid, van het niet kunnen geven en toestaan van emoties, van het niet kunnen en willen vertellen van de waarheid (omdat soms de leugen zoveel beter uitkomt). De letterlijke en figuurlijke sleutels zijn steeds zoek in dit boek. Neemt zijn moeder echt veel geheimen mee de kist in na een lang leven van bijna 100 jaar? Wie was zijn weinig “aaibare” moeder en welke aanwijsbare oorzaken waren er om zo te worden? Onbeantwoorde vragen. Groot respect voor deze “warme” zoon die tegen beter weten in, elke keer weer voor haar klaar stond. Zo herkenbaar en begrijpelijk! “Mijn bizarre moeder. En toch bleef de afstand.” p.164. 

Een paar mooie citaten:
p. 178 “Indië was anders dan Just het haar had voorgespiegeld – op je blote voeten door het hoge gras lopen en roeien in de kali, bals en een thee bij de gouverneur -, waar zíj tot nog toe belandde, glipten er slangen door het gras, lagen de krokodillen op de zandbank te bakken en wat moest je met een mooie jurk op een buitenpost? (…) Waar zij werd achtergelaten trok een piano krom van de hitte, vraten insecten het trijp van de stoelen – niemand ontving in beschimmelde kamers. (…) Ze ging meestal om negen uur naar bed, gelijk met de bediendes, gekooid als een tijger.”

p. 245 Zooo herkenbaar! “Jaloezie. Nog altijd. Twee kinderen die om hun eigen moeder vechten en zich door haar uiteen laten drijven”. 

p. 262 “We verbeterden en vulden aan. Zodra Saskia (halfzus) binnenkwam hielden we op, al zaten we midden in een verhaal. Het wordt “ons boek”, zei mijn moeder samenzweerderig.

p. 270-271 “Haar doodgaan nam de tijd. (…) 
“Ze stak haar hand uit en bedankte me plechtig: “Je was een goede zoon.” 
“Ja, ja, pas maar op” “Ik liet haar mijn verraderlijke aan tekeningen zien. Drie boekjes alleen al over haar stervensweken, van haar lippen gepikte regels, opgetekend door een schrijvende gier.” 
“Ik lees over je schouders mee.”
Met andere woorden: “Ik kom terug”.

En als laatste citaat de onmiskenbare grote knipoog naar de beroemde eerste zinnen van “L’Etranger van Albert Camus ”Aujourd’hui, maman est morte. Ou peut-être hier.” 
Van Dis schrijft het zelfs ook nog in ’t Frans. Met zijn rolkoffer op weg naar het Gare du Nord bedenkt hij: “Misschien moest ik me gaan bedrinken (…) “Ma mère est morte. Champagne!”