Harnas van Hansaplast – Charlotte Mutsaers

 “Over de doden niets dan goeds”

Ruim 15 jaar na het plotselinge overlijden op 29 december 2001 van haar broer Barend, lukt het Charlotte Mutsaers om uiteindelijk dit boek over hem te schrijven, want ze beseft heel goed dat het verhaal achter dit overlijden ook zeker over haarzelf, het gezin waartoe ze behoorde, haar oudere zus A en haar welgestelde ouders zal gaan. Ze heeft immers dezelfde genen, ze is opgegroeid en opgevoed in hetzelfde ouderlijk huis in de binnenstad van Utrecht, dezelfde scholen bezocht als haar jongere broer Barend met wie zij 7 jaar verschilt in leeftijd. Het wordt voor haar als schrijfster een soort zelfportret. Een moeilijke opgave en in de lange proloog legt Charlotte M uit dat zij zich zal proberen te beperken tot wat ze ontdekt heeft, samen met haar zus in de twee maanden dat zij beiden bezig waren de enorme puinhoop van Barend die in het ouderlijk huis aan de Utrechtse Nieuwe Gracht was blijven wonen, te ontstoffen, te sorteren, al zijn geschriften te lezen, kortom: het pand te ontruimen. Een enorm groot oud herenhuis waar zij op de bovenverdiepingen woonden. De huisbaas Mickey Stadtbad had van meet af aan de schier onmogelijke deadline van twee maanden opgelegd en komt regelmatig, heel vals, controleren.

Barend was al vanaf zijn geboorte een enorme knarsetandende huilebalk. Ook in de pubertijd veranderde er niets, hij bleef opstandig en onaangepast en vertoonde zeer afwijkend gedrag, was vernielzuchtig, werd van school getrapt, en was een kleine crimineel geworden door het stelen van boeken en strips en verhandelen van het tafelzilver. Moeder werkte dat gedrag niet tegen. Vooral na de dood van hun vader in 1980, en nu alleen in het ouderlijk huis wonende, werd hij een tandeloze, perverse, glurende zonderling die zich steeds meer van de buitenwereld isoleerde en de soloseks prefereerde. De laatste jaren wilde hij ook geen contact meer met zijn beide zussen. Telefonisch was hij voor hen nog wel bereikbaar, alleen tussen vijf en zes. Hij had een immense angst ontwikkeld voor onverwacht bezoek en leefde als kluizenaar. Overigens zonder geldgebrek door zijn welgestelde ouders. Zijn kleren en beddengoed wassen gebeurde niet, er werd nieuw goed aangeschaft.

Uiteindelijk begint op blz. 31 het eerste hoofdstuk van ‘Harnas van Hansaplast’ waarin Charlotte M vertelt over het filmische slot van de boedelruiming met het bij het grofvuil zetten van de manshoge staatsieportretten van hun ouders. De lezer is meteen gewaarschuwd. Portretten van je overleden ouders zet je niet op straat…  Al lezende constateren we dat de ouders eigenlijk ook al een onaangepast leven leidden, zij hadden beter geen ouders kunnen worden volgens de huidige maatstaven, hadden weinig tot geen menselijke warmte te bieden aan hun drie kinderen Er was veel uiterlijk vertoon (de nertsmantel van Mama) en uiteraard de carrière die telt. De weinige momenten dat zij wel in hun kinderen geïnteresseerd schenen te zijn, zijn zeer schaars. En worden allemaal uitgebreid verteld in dit boek.

De lezer volgt de hele opruiming van kamer naar kamer en de schrijfster vertelt daarbij vele, vele verhalen, herinneringen aan hun prille jeugd. Zus A heeft toch vaak een andere perceptie van het hele gebeuren, staat ook heel anders, veel nuchterder in het leven dan onze kleurrijke schrijfster. Eigenlijk moet Charlotte toegeven dat ze veel meer met broer Barend gemeen heeft, dan ze dacht. Vooral dat streven naar perfectie, ad fundum gaan op weg naar het sublieme, hoe onbewust soms ook, dat ging hand in hand met het verlangen om iets ongehoords mee te maken, iets van uitzonderlinge diepte en grote innerlijke waarde (…) Om het een kans te geven. Om onszelf een kans te geven (209).

Er zijn diverse verrassende vondsten. De diverse kattebelletjes, steeds met een vraagteken achter elke stelling. Hartverscheurend, pijnlijk, grappig. Steeds zetten ze aan tot overpeinzingen. Voorbeelden: “Meer mensen zonder tanden zoals ik? Dagelijks masturberen een compulsie? Ik moet toch ééns dood? Met C. praten over zelfmoord i.v.m. gebit?” (161-164). Vooral deze laatste heeft Mutsaers wel aan het denken gezet en met enige wroeging gelezen. Nooit eerder iets over gehoord of over gepraat. En dan, verwijzend naar de titel, niet te vergeten het “geslachtloos mannetje, zo roze als een big. Geplakt tegen een dwarsbalk en opgebouwd uit stroken Hansaplast. Zijn armen hangen neer, zijn gelaatsuitdrukking is sip en onder zijn voeten staat in zwarte kapitalen: IK. (…) Een zelfportret.” (118-119)

Hoe kon het zo fout gaan met Barend…? 

Tja, en dan gaan de beide zussen in de gang de legendarische kist van Hugo de Groot onderzoeken. Althans, Charlotte wil steeds weten wat er overal in zit. A heeft die nieuwsgierigheid niet. Misschien zitten er hun oude zomerjurken nog in van dertig, veertig jaar geleden? Nee. Er zit een grote lading handgeschreven vellen tikpapier in waarop Barend van dag tot dag zijn maaltijden registreerde. Troosteloos eten. Bladzijdenlang lezen we weer over hun gezamenlijke eveneens troosteloze herinneringen. Maar onder die laag vreetlijsten lag honderd kilo porno! Glossy’s van eminente kwaliteit. Mannen-, vrouwen- en kindervlees. Dit hebben we allemaal in de pers kunnen lezen… Onnodig om hier verder op in te gaan. Feit of fictie? We zullen het niet weten. Het is een roman, zelfs wanneer het gaat over je eigen familie.

De schrijfstijl van Mutsaers, is ook in dit boek heel eigen. Zeventien vrij korte hoofdstukken die vrij vlot lezen. Met mooie zinnen en fraaie woordkeuzes zo nu en dan. . Ware het niet dat er deze keer een overdosis, ja zelfs een overkill aan intertekstualiteit is. Bijna op elke bladzijde wordt wel een klassieker herinnerd en soms meer dan getailleerd uitgelegd, wijze citaten van wie dan ook: van Vestdijk, van Sartre, van Napoléon, van dokter Trimbos… enzovoorts. En steeds maar weer verwijzingen. Het verhaal van “Paulientje met de zwavelstokjes” (205) was voor mij een absoluut hoogtepunt/dieptepunt in de herinneringen. (205)

En dan was er het dinerservies met de fabels van La Fontaine, met voor elk gezinslid een eigen bord met fabel en wijze levensles. Natuurlijk moest het wel mis gaan met Barend volgens zijn bord. Wie was hij nu de vos of het lam? Het recht van de sterkste waartegen de naïeve en zachtaardige geen enkel verweer heeft en het onderspit moet delven. Een teken aan de wand. Vader Mutsaers meende dat deze les Barend tot een man zouden maken. “Hoe zou Barend de dagelijkse confrontatie met deze logica hebben ervaren? (…) Was het niet beter om dan zelf maar de kwaaie peer uit te hangen? (17-18)”. Lees ook het citaat van Houellebecq voorin het boek dat al een duidelijke verwijzing is naar het tragische leven van broer Barend. En op blz. 239 lezen we de mooie zin: “Van één boek dat als een oud mannetje tegen een deurplint staat geleund en lelijk uit elkaar hangt kan ik echter onmogelijk afblijven. Het draagt de titel “Alleen tussen velen – Eenzame mensen over zichzelf” en is samengesteld door Michel Vermeer en Cisca Dresselhuys,”  Mochten we het nog niet weten…

Een recensie schrijven vind ik het “een tweede keer beleven van een boek”. Je leest immers toch hele gedeelten weer opnieuw, op een andere manier. Je merkt méér op, durf ik te zeggen. Althans ik. Na de eerste keer, dacht ik, drie sterren, omdat ik toch herhaaldelijk afgeleid werd door de overkill aan intertekstualiteit. Nu, bij de slotconclusie van mijn recensie, constateer ik dat ik toch meer heb genoten van deze roman dan ik aanvankelijk dacht. Misschien ook wel om de herkenbaarheid van die tijd, bepaald milieu, de koude ouders, de verschillen tussen de beide zussen, maar zeker ook door de plaats van handeling: de binnenstad van Utrecht. Een “Hansaplast”-wandeling uitzetten? Nieuwe Gracht, Pausdam, Zadelstraat, Choorstraat, enzovoorts. Ik eindig mijn vier sterren-recensie met de duidelijke opdracht van Charlotte Mutsaers: (helaas is alleen zijzelf en zus A nog in leven)

“Opgedragen aan

Alle leden van het gezin

Waaruit ik afkomstig ben,

Alsmede het huis waarin

Wij met elkaar

Hebben geleefd”.

 

Zeist, 9 januari 2018

Wil van Basten-Malipaard